Noodslachting

Gevolgen van de invoering van de Transportverordening en de Hygiëneverordeningen op noodslachtingen
Op 5 januari 2007 is EG-Verordening inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer in werking getreden. Deze verordening stelt dat alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport mogen worden vervoerd. Daarnaast wordt gesteld dat gewonde, zwakke en zieke dieren niet in staat worden geacht om te worden vervoerd, in met name de volgende gevallen:
a) dieren die niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen,
b) dieren met ernstige open wonden of een prolaps en c) drachtige dieren waarvan meer dan 90% van de draagtijd is verstreken, en dieren die de week ervoor geworpen hebben
.
 
Een veehouder mag gewonde, zwakke en zieke dieren dus niet levend (laten) vervoeren naar een slachthuis. Bovendien voldoen zwakke en zieke dieren ook niet aan de algemene voorwaarde om dieren ter slachting op een slachthuis aan te kunnen bieden. Want de slachthuisexploitant moet kunnen garanderen dat de dieren die op het terrein van het slachthuis worden aanvaard gezond zijn, voor zover dit door de exploitant van de slachterij kan worden beoordeeld.
 
Gewonde dieren kunnen onder voorwaarden echter wel vallen onder de uitzondering op de wettelijke regel dat in het slachthuis alleen voor de slacht bestemde levende dieren worden binnengebracht, namelijk via de weg van de noodslachting buiten het slachthuis. De voorwaarden waaronder zo’n noodslachting is toegestaan zijn aangescherpt sinds 1 januari 2006.
 

Wat zijn noodslachtingen volgens de EG-Verordening?

Verordening (EG) nr. 853/2004 omschrijft de noodslachting als het slachten (buiten een slachthuis) van een voor het overige gezond dier dat een ongeval heeft gehad en daardoor om welzijnsredenen niet levend naar het slachthuis kan worden vervoerd. In alle andere gevallen waarin een dier buiten het slachthuis is gedood, komt dit dier niet in aanmerking om tot de voedselketen te worden toegelaten.
 
Om tot een noodslachting te kunnen komen dient voldaan te zijn aan alle drie hier na genoemde voorwaarden:
1. het dier moet een ongeval hebben gehad
Een ongeval is een plotse, onvoorziene of onverwachte gebeurtenis die schade of letsel veroorzaakt bij het dier. Een ongeval vereist onmiddellijke actie van degene die het dier onder zijn hoede heeft. Een ongeval behelst de volgen de zaken:
  • a. een ongeval veronderstelt:
        - een plotse onvoorziene of onverwachte gebeurtenis;
        - minstens één uitwendige oorzaak;
  • b. het bestaan van een lichamelijk letsel;
  • c. een oorzakelijk verband tussen het ongeval en het letsel (max. tijd tussen ongeval en moment van doden: 3x24 uur).
  • De definitie en de constitutieve elementen maken het mogelijk om onderscheid te maken tussen een ongeval en een ziekte: het letsel als gevolg van een ongeval mag niet het eindpunt zijn van een langzame verslechtering van de gezondheidstoestand, maar moet het gevolg zijn van een in korte tijd en in bepaalde ruimte lokaliseerbare gebeurtenis, inspanning of handeling. Voorbeelden van letsels als gevolg van een ongeval:
    • vleeswonden met verlies van weefsel die aanleiding geven tot (gedeeltelijke) immobiliteit;
    • botbreuken; ernstige open wonden; traumatische amputaties;
    • inwendige letsels door mechanisch geweld die in afwezigheid van behandeling levensbedreigend kunnen zijn of waardoor dieren (gedeeltelijk) immobiel geworden zijn;
    • schadelijke effecten van blootstelling aan elektrische spanningsverschil die aanleiding geven tot (gedeeltelijke) immobiliteit (elektrische stroom, bliksem);
    • brand-/bevriezingswonden;
    • acute dreigende verstikking (als gevolg van obstructie trachea / dreigende verdrinking / gassen);
    • geboorteletsels (spierscheuring, (zenuw)kneuzing, verse prolaps van anus/rectum/vagina/uterus, gat in de baarmoeder etc.).
2. het dier moet gezond zijn op het ogenblik van het ongeval
  • het dier mag niet lijden aan of ervan verdacht worden te lijden aan een ziekte (koorts!).
  • het dier moet vrij zijn van geneesmiddelenresiduen. Wachttijden dienen gerespecteerd te worden.
  • op een slachthuis mogen alleen gezonde dieren aangevoerd worden, voor zover dit door de exploitant van het slachthuis kan worden beoordeeld.
3. het dier is om welzijnsredenen niet geschikt voor transport en mag niet levend naar het slachthuis worden vervoerd
  • op een slachthuis mogen geen dieren worden aangevoerd die niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen, behalve als zij tijdens het vervoer een ongeval hebben gehad;
  • op een slachthuis mogen geen dieren worden aangevoerd die ernstige open wonden of een prolaps vertonen, behalve als zij de verwondingen of de prolaps tijdens het vervoer hebben gekregen;
  • op een slachthuis mogen geen dieren worden aangevoerd die hoogdrachtig zijn (> 90% van de draagtijd verstreken);
  • op een slachthuis mogen geen dieren worden aangevoerd die pas geworpen hebben (< 1 week geleden)

Niet altijd noodslacht

Voorbeelden van gevallen waarbij het dier niet in aanmerking komt voor een noodslachting zijn:
  • een dier dat lijdt aan longontsteking, pleuritis, buikvliesontsteking, lebmaagdislocatie, baarmoederontsteking, baarmoeder- of darmtorsie, doorgebroken maagzweer, neurologische afwijkingen, kopziekte, vermoedelijke TSE of enige andere aandoening die kan doen twijfelen aan de geschiktheid voor menselijke consumptie van het vlees, zelfs als het dier toevallig ook een poot breekt;
    NB. Het vaststellen van koorts alleen volstaat al om de geschiktheid voor menselijke consumptie van het vlees te betwijfelen!
  • een sterk vermagerd dier;
  • een dier dat is behandeld met antibiotica of andere geneesmiddelen en zich nog in de wachttermijn bevindt.

Transportwaardig en slachtwaardig

Een belangrijk criterium is dat een dier pijnvrij op de slachtplaats moet aankomen. Dit is belangrijker dan het criterium: ‘een dier moet op vier poten de slachtplaats bereiken’. Onder transportwaardig wordt verstaan:
  • Het dier mag geen pijn hebben tijdens transport.
  • Het transport mag de pijn niet verergeren.
Chauffeurs zijn (vaak) goed op de hoogte van de transportverordening, zij weten waar de normen liggen. Een getuigschrift van een gevolgde opleiding over de transportverordening is een vereiste voor chauffeurs om dieren te mogen vervoeren. De veehouder is, naast de chauffeur, vervoersbedrijf en slachthuis verantwoordelijk voor het transporteren van het dier, ook als de dierenarts heeft gezegd dat het dier op transport mocht.
Een dier dat niet transportwaardig is kan soms wel slachtwaardig zijn en andersom. De oplossing voor een gezond dier met mechanische belemmering (bijv. een vergroeide voorknie of hak) is eigenlijk niet transportwaardig. Noodslachting is geen optie omdat er geen sprake is van een recent ongeval. Voor zulke gevallen is er een nieuw concept: ‘de mobiele slachtplaats’. Dit is een mogelijkheid voor gezonde dieren die niet transportwaardig zijn, maar waarbij noodslachting niet mogelijk is. In Dokkum is een bedrijf hiermee begonnen. Een dierenarts van de nVWA moet de levende keuring doen, dus hieraan zijn uiteraard kosten verbonden.
 
De uitgebreide toelichting op de invoering van de Transportverordening en de Hygiëneverordeningen en de gevolgen voor noodslachtingen van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren kunt u hier lezen.